Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Feiten

Man en vrouw, beiden blind vanaf hun geboorte en sinds kort werkloos, zijn ouders van zeven kinderen waarvan er vier ten last werden genomen door de openbare onderstand sinds 1998. In 2006, ingevolge een rechterlijke beslissing, worden de drie andere kinderen eveneens bij de ouders weggehaald. Volgens de rechter vormde het gebrek aan financiële middelen en de persoonlijkheid van de ouders een gevaar voor het leven, de gezondheid en de morele ontplooiing van hun kinderen. Volgens de overheid waren de ouders niet bij machte om op een correcte wijze te voorzien in de behoeften van de kinderen op het vlak van voeding, kleding, hygiëne, gezondheid alsook om in sociale en opvoedkundige omkadering te voorzien. Het Hof van Beroep heeft zijn beslissing gesteund op de inspectieverslagen die de gemeentelijke overheden uitbrachten naar aanleiding van sporadische huisbezoeken bij de ouders. Het Hof heeft zich daarenboven enkel verdiept in het aspect financiële moeilijkheden en handicap van de ouders zonder na te gaan of de problemen die de ouders ondervinden bij het voldoen aan de behoeften van de kinderen de oorzaak is van het zogezegd tekort schieten in hun opvoeding.

Het koppel betwist de plaatsingsmaatregel van de kinderen. Ze zijn de mening toegedaan dat de overheid over geen enkel bewijs beschikt dat de levensomstandigheden gevaarlijk waren voor het leven en de opvoeding van de kinderen.

Beslissing

Het Hof besluit tot een schending van artikel 8 EVRM aangezien er te weinig bewijzen werden verzameld en er niet gezocht werd naar andere alternatieven voor de plaatsing van de kinderen.

Het koppel beklaagde zich ook over discriminatie op grond van hun blindheid en riep artikel 14 van het Verdrag in maar het Hof meent dat ze niet anders behandeld werden dan andere personen in een gelijkaardige situatie.

Motivering

 Het Europese Hof herhaalt dat de plaatsing van kinderen een inmenging vormt in het privéleven en gezinsleven zoals gewaarborgd in artikel 8 van het EVRM. Dergelijke inmenging is pas aanvaardbaar wanneer ze voorzien is in een wettekst, ze een legitiem doel nastreeft en tenslotte, dat ze noodzakelijk is in een democratische samenleving. In onderhavig geval gaat het Hof zich vooral op de derde voorwaarde toeleggen.

De lokale autoriteiten baseerden zich bij hun beslissing op informatie dat de ouders, door onvoldoende financiële middelen en persoonlijke kwaliteiten, tekortschoten. Zo konden zij niet voorzien in degelijke voeding, kledij, een hygiënische omgeving en gezondheidszorg, noch konden zij de sociale en educatieve aanpassing verzekeren van hun kinderen. Volgens de lokale autoriteiten brachten zij daardoor het leven, de gezondheid en de morele opvoeding van hun kinderen in gevaar.

Het Hof stelt dat die argumenten ongetwijfeld relevant zijn om een dergelijke beslissing te nemen, maar betwijfelt de adequaatheid van het bewijs.

Inzake de vermeende onverantwoordelijkheid van de ouders stelt het Hof vast dat noch in eerste aanleg noch in hoger beroep er bewijzen gevraagd werden op grond waarvan de psychologische en affectieve maturiteit van de ouders kon geëvalueerd worden of de motivering om verbetering te brengen in hun thuissituatie. De nationale rechtbanken hebben geen rekening gehouden met de stappen die de ouders gezet hebben om hun situatie te verbeteren (aanvraag toegang tot gas en warm water, vraag naar achterstallig loon, vraag voor hulp bij de zoektocht naar werk). Daarenboven heeft het Hof van beroep op geen enkel moment gevraagd om de kinderen te horen, om toegang te hebben tot hun medisch dossier of adviezen van de kinderartsen.

 

Integrale tekst van de beslissing

 

Referenties
Op de site van het Hof:
– Samenvatting: http://hudoc.echr.coe.int/sites/fra/pages/search.aspx?i=002-1791
– Thematische fiche: http://www.echr.coe.int/Documents/FS_Parental_FRA.pdf
http://www.echr.coe.int/Documents/FS_Parental_ENG.pdf (ENG)

Zie ook: EHRM 21 januari 2014, Zhou t. Italië, nr. 33773/11

 

Trefwoorden
Bescherming van het gezinsleven; Artikel 8 EVRM (Recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven); Plaatsing van kinderen