Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Feiten

 

Een watermaatschappij maakt een beroep aanhangig bij de rechtbank tegen een beslissing van de vrederechter van Fontaine-l’Evêque betreffende een afsluiting van water. De watermaatschappij heeft aan de vrederechter gevraagd de watervoorziening te mogen afsluiten met als argument dat mevrouw A. al een hele poos haar rekeningen niet meer betaalde. De vrederechter heeft deze vraag echter verworpen, omdat dit volgens hem afbreuk doet aan de menselijke waardigheid van mevrouw A.

 

Beslissing

De rechtbank bevestigt de uitspraak van de vrederechter.

Ze veroordeelt mevrouw A. wel tot het betalen van de gerechtskosten van de watermaatschappij met betrekking tot de procedure in beroep.

 

Motivering

Ten eerste verwijt de watermaatschappij de vrederechter van Fontaine-l’Evêque dat ze niet heeft kunnen antwoorden op de argumenten die de vrederechter ambtshalve heeft opgeworpen. Volgens de rechter die het beroep behandelt heeft de watermaatschappij haar vraag tot volledige afsluiting van de watervoorziening niet genoeg gerechtvaardigd door zich te beperken tot de drie volgende argumenten:

 

  1. De wettelijke bepalingen1 die ten gevolge van een gerechtelijke uitspraak waterafsluitingen toelaten;
  2. De voortdurende wanbetaling van de facturen;
  3. De kwade trouw van mevrouw A.

 

Daarenboven beperkt de watermaatschappij zich tot het verwijzen naar een vroeger vonnis van de eerste rechter in een zaak die volgens haar gelijkaardig is. Daarom oordeelt de rechtbank dat de watermaatschappij onvoorzichtig is geweest door haar argumentatie niet beter te onderbouwen met betrekking tot een probleem zo ernstig als de volledige afsluiting van de watervoorziening.

 

Overigens meent de rechtbank dat de toelating om het water van een onroerend goed af te sluiten een ‘modulatie’ is van het principe van de exceptie van niet-uitvoering. De wetgever heeft de normale regeling van de exceptie gemoduleerd om twee redenen. De eerste is de aard zelf van de openbare dienst-opdracht van de watermaatschappij en de tweede is dat water een gemeenschappelijke en levensnoodzakelijke grondstof is waarop ieder mens recht heeft.

 

Anderzijds meent de watermaatschappij dat artikel 23 van de Grondwet, dat de menselijke waardigheid garandeert, geen rechtstreekse werking heeft en op zichzelf geen subjectieve rechten voortbrengt die door een particulier voor een rechtbank kunnen worden ingeroepen. Zij vindt ook dat de menselijke waardigheid niet in het gedrang komt door de volledige afsluiting van de watervoorziening, aangezien een gerechtelijke machtiging aan deze afsluiting moet voorafgaan.

 

De rechtbank dient dus een evenwicht te vinden tussen de rechten die beschermd worden door artikel 23 en degene die bepaald zijn in de Waalse watercodex, die in bepaalde gevallen een volledige afsluiting mogelijk maakt. Volgens de rechtbank is het op grond van deze afweging niet mogelijk om de volledige afsluiting als een redelijke maatregel te beschouwen. Een rechtvaardigere maatregel zou zijn om een minimale voorziening van water te behouden. Aangezien deze mogelijkheid door de wet niet is voorzien beslist de rechtbank om de vraag tot volledige afsluiting van het water te verwerpen.

 

Niettemin kan de rechtbank de houding van mevrouw A. niet aanvaarden – ze weigert voortdurend om te betalen en geeft blijk van onachtzaamheid gezien haar afwezigheid tijdens de zittingen. Ze wordt bijgevolg veroordeeld tot het betalen van de gerechtskosten.

 

Betekenis in ruimere context

Artikel 23 van de Grondwet wou bijzondere aandacht besteden aan de armoede zonder er een specifieke categorie van te maken, waardoor het zou kunnen dat bepaalde grondrechten niet op hen (de armen) van toepassing zouden zijn. Grondrechten moeten van toepassing zijn op eenieder, was het standpunt van de grondwetgever. Het artikel voorziet voor eenieder een recht op sociale zekerheid, op bescherming van de gezondheid en op geneeskundige en juridische bijstand. Het artikel waarborgt eveneens een recht op behoorlijke huisvesting, het recht op bescherming van een gezond leefmilieu en het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing.

 

De directe werking van artikel 23 van de Grondwet blijft problematisch. Daarom is het dan ook belangrijk dat – zoals het in deze beslissing het geval is – de rechtspraak de draagwijdte van artikel 23 in de praktijk verduidelijkt.2

 

Integrale tekst van de beslissing

 

Referenties

1 Art. D.202 van de Waalse Watercodex.

 

2 M. STROOBANT, “Artikel 23 van de Grondwet en de armoedeproblematiek”, in Armoede – waardigheid – mensenrechten. 10 jaar Samenwerkingsakkoord, F. De Boe en E. Delruelle (eds.), Brussel, Cassochrome, 2008, pp. 39-48.

 

Trefwoorden

Artikel 23 van de Grondwet; Waterafsluiting; Schulden; Factuur; Watercodex (Waals Gewest); Recht op water; Menselijke waardigheid