Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Feiten

In afwachting van een adoptiebeslissing wordt het een moeder verboden enig contact te hebben met haar dochters. De procedures slepen al meer dan drie jaar aan.

De moeder, mevrouw A.I., is van Nigeriaanse origine. Ze is als slachtoffer van mensenhandel in Italië beland. Eerst verblijft ze in een eerstelijnsopvang in Rome samen met haar twee dochters. Wanneer het jongste kind (M.) wordt gediagnosticeerd met een hiv-besmetting, zou mevrouw A.I. zich verzet hebben tegen een noodzakelijke therapeutische behandeling van het kind. Daarop wordt het ouderlijk gezag weggenomen en een plaatsingsprocedure in gang gezet. Het meisje komt terecht in een opvangtehuis. Er wordt ook een procedure gestart voor het wegnemen van het ouderlijk gezag over de tweede dochter (J.), omdat mevrouw A.I. diagnostische tests weigert en omdat het kind opgroeit in een eerstelijnsopvang die daartoe niet geschikt is. Het ouderlijk gezag wordt weggenomen en moeder en kind worden samen ondergebracht in een meer geschikt opvangcentrum. Ook M. wordt daar even later ondergebracht.

De relatie met de mensen in het opvangcentrum verloopt stroef. Volgens hen is mevrouw A.I. niet in staat om autonoom te leven en beperkt ze zich tot het spelen met de kinderen zonder bijvoorbeeld rekening te houden met de schooluren. De kinderen worden daarom geplaatst in een nieuw opvangtehuis waar de moeder ze één keer per week kan bezoeken. Na de evaluatie door een expert van de psychologische toestand van mevrouw A.I., beslist de jeugdrechtbank dat ze niet in staat is om voor haar kinderen te zorgen. Beide kinderen worden daarom ter adoptie opgegeven en bij verschillende pleeggezinnen geplaatst. Geen enkel contact wordt nog toegelaten.

In beroep wordt een nieuwe expert geraadpleegd. Die wijst op het feit dat mevrouw A.I. het slachtoffer is geweest van seksueel geweld en daardoor aan posttraumatische stress lijdt. Volgens hem heeft zij een sterke affectieve relatie met haar dochters en zou het positief zijn om deze relatie te herstellen en tegelijk de banden met de pleeggezinnen te bestendigen. Het advies wordt niet gevolgd. In cassatie wordt het arrest verbroken omdat geen rekening werd gehouden met de bevindingen van de expert en omdat niet werd onderzocht of de mogelijkheid bestond tot adoptie waarbij de banden met de moeder wel worden behouden. De zaak is intussen opnieuw hangende bij een andere kamer van het hof van beroep.

Beslissing

Het Hof besluit tot een schending van artikel 8 EVRM (recht op eerbiediging van het familieleven) door de procedure die heeft geleid tot het verbreken van het contact tussen de moeder en haar kinderen.

Motivatie

Ontvankelijkheid
Opdat een zaak bij het EHRM kan onderzocht worden, moeten de interne rechtsmiddelen uitgeput zijn. Het feit dat de zaak nog hangende is zou doen vermoeden dat dit niet het geval is, maar het Hof verklaart de zaak toch als ontvankelijk. Het Hof stelt dat men de moeder niet kan verwijten dat ze niet gewacht heeft op een uitspraak over het verzoek om opschorting van het contactverbod. Er zijn reeds verschillende maanden verstreken zonder dat een uitspraak werd geveld, hoewel dit op een korte termijn dient te gebeuren. Het betreft hier een verzoek om voorlopige maatregelen inzake contact. De spoedeisendheid van de zaak vereist een snellere beslissing van de autoriteiten, aangezien het verstrijken van de tijd onherstelbare gevolgen kan hebben voor de relatie tussen het kind en de ouder die niet bij hem of haar woont.

Ten gronde
De zaak wordt dus behandeld door het Hof en de essentiële vraag is of het contactverbod gerechtvaardigd is. Voor het Hof is het samenzijn tussen ouder en kind een fundamenteel element van het familieleven. Het verbod voor mevrouw A.I. om contact te onderhouden met haar dochters vormt dan ook een inmenging in haar recht op eerbieding van het familieleven. Opdat het contactverbod gerechtvaardigd zou zijn, moet het aan drie voorwaarden voldoen. Het moet vooreerst bij wet voorzien zijn, wat hier het geval is. Ten tweede moet het verbod een legitiem doel nastreven. Ook dat is het geval, aangezien onder andere de bescherming van de gezondheid en vrijheid van de kinderen werd beoogd. Tot slot moet het verbod noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Het is deze derde voorwaarde die hier dieper moet onderzocht worden.

In de eerste beslissing van de jeugdrechtbank wordt beslist om de kinderen ter adoptie op te geven. De kinderen bevonden zich volgens de rechtbank in een “staat van verlatenheid” en de moeder beschikte niet over de nodige vaardigheden om de kinderen op te voeden. Het contact wordt verboden, zonder aan te geven waarom dit nodig is. In beroep wordt die beslissing bevestigd, hoewel het ingaat tegen de aanbevelingen van de expert. Het hof van beroep stelt dat contact verboden is omdat de adoptiebeslissing elke band met het oorspronkelijke gezin uitwist. Het geeft geen uitleg bij de vraag waarom het contact verboden wordt zolang de adoptie nog niet gefinaliseerd is.

Het Hof stelt verschillende problemen vast. Hoewel minder vergaande oplossingen mogelijk waren, besloten de nationale rechtbanken om elk contact te verbieden tussen mevrouw A.I. en haar kinderen. Nochtans waren er geen indicaties van geweld of misbruik, ging dit in tegen de aanbevelingen van de expert, en werden geen redenen gegeven voor deze beslissing. De rechtbanken hebben nagelaten om te onderzoeken of zo’n breuk tussen moeder en dochters in het belang was van de kinderen. Bovendien werden de kinderen geplaatst in afzonderlijke pleeggezinnen, waardoor ook de band tussen de kinderen onderling werd verbroken. Vervolgens hebben de rechtbanken geen rekening gehouden met de kwetsbaarheid van mevrouw A.I., die het slachtoffer was van mensenhandel. Eveneens werd de culturele identiteit van mevrouw A.I. genegeerd. De expert had nochtans de Nigeriaanse origine en de verschillende opvattingen over ouder-kind relaties in Afrikaanse culturen aangestipt als belangrijke factoren in deze zaak. Het Hof stelt dan ook een schending vast van artikel 8 EVRM.

Betekenis in ruimere context

Wat contactrechten betreft, past dit arrest duidelijk binnen de vaste rechtspraak van het Hof1. Het Hof is meestal zeer streng voor een volledig contactverbod. Het valt immers moeilijk te rijmen met het ultieme doel van een plaatsing: de hereniging met het oorspronkelijke gezin. Het volledig wegnemen van contactmogelijkheden maakt het nagenoeg onmogelijk om familiale banden te onderhouden of opnieuw op te bouwen. Ruw geschetst moet er sprake zijn van een echt gevaar voor het kind. Wanneer het Hof wel akkoord gaat met een volledig contactverbod betreft het dan ook zeer moeilijke situaties: geweld of seksueel misbruik, eventueel in combinatie met een ontvoeringsrisico of een verregaand gebrek aan medewerking door de ouders. Dit was in de voorliggende zaak duidelijk niet aan de orde. Volgens het Hof moeten de autoriteiten steeds zeer voorzichtig te werk gaan. Ze moeten zich bewust zijn van het volgende: zijn minder ingrijpende maatregelen mogelijk? Als een bepaald risico of gevaar gedekt wordt door minder strenge beperkingen, is het niet noodzakelijk om een volledig contactverbod op te leggen.

 

Integrale tekst van de beslissing

 

Referenties

1 Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, Het behoud van de band tussen ouder en kind bij plaatsing. Onderzoek van de rechtspraak van het EHRM betreffende artikel 8 EVRM, 2021, https://www.armoedebestrijding.be/wp-content/uploads/2021/04/Cahier-Plaatsing-Link-NL-april-2021.pdf

 

Trefwoorden

Artikel 8 EVRM (recht op respect voor privé- en familieleven) – Plaatsing van kinderen – Volledig contactverbod tussen moeder en dochters –  Kwetsbaarheid van de moeder – Culturele verschillen.