Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Feiten

FEANTSA dient een collectieve klacht in bij het Europees Comité voor de Sociale Rechten opdat dit zou vaststellen dat de wetgeving, het beleid en de praktijken van Nederland met betrekking tot de huisvesting van daklozen niet conform zijn aan het Herzien Sociaal Handvest. Daarnaast heeft de klacht als bedoeling om de Nederlandse regering uit te nodigen om de bepalingen, tegengesteld aan het Handvest, op te heffen.

In Nederland zijn de gemeenten bevoegd voor huisvesting en zij moeten oplossingen bedenken voor de organisatie van noodopvang. Verschillende gemeenten hebben de opvang verbonden aan een criterium van lokale binding. Een dakloze moet in dit geval zijn permanente bewoning in de regio gedurende twee van de drie laatste jaren bewijzen. FEANTSA acht dit beleid tegengesteld aan artikel 31 (recht op huisvesting), artikel 13 (recht op sociale en geneeskundige bijstand) en artikel 19 (rechten van migrerende werknemers en hun gezinnen op bescherming en bijstand) van het Herzien Sociaal Handvest. De organisatie vraagt aan het Comité dat er onmiddellijke maatregelen worden genomen, en concreter, dat de toepassing van de gecontesteerde maatregelen wordt opgeheven.

Beslissing

Het Comité spreekt zich in de eerste beslissing niet uit over de grond van de vraag van FEANTSA maar nodigt Nederland niettemin uit om onmiddellijke maatregelen te nemen. Vanuit de vaststelling dat de Nederlandse regering zich zelf bewust is van het probleem en zich engageert om maatregelen te nemen, nodigt het uit om:
– alle mogelijke maatregelen te nemen ten einde ernstige en onherstelbare schade te voorkomen aan de integriteit van personen die zich in een onmiddellijk gevaar van nood bevinden, door een gecoördineerde aanpak op nationaal en gemeentelijk vlak te nemen die garandeert dat aan hun basisbehoeften (onderdak) wordt voldaan;
– te verzekeren dat deze beslissing onder de aandacht wordt gebracht van alle bevoegde overheden.

In de beslissing van 2 juli 2014 over de grond van de zaak stelt het Comité de schending door de Nederlandse wetgeving vast van de artikelen 31§2, 13§§1 &4, 19§4(c) en 30 van het Charter.

Motivering

Het Comité herinnert er in het kader van de discussie over de onmiddellijke maatregelen aan dat het onderwerp en de doelstelling van het Handvest, instrument voor bescherming van de rechten van de mens, erin bestaan om de rechten niet theoretisch maar effectief te beschermen.

Voor wat betreft de grond van de zaak en de vermeende schending van artikel 31 §2 van het Herzien Sociaal Handvest stelt het Comité vast dat het recht op een degelijke opvang voor de meest kwetsbare personen noch op kwalitatief noch op kwantitatief vlak gegarandeerd wordt. Verder moet het Comité, hoewel het toegeeft dat de dringende medische hulp aan migranten zonder wettig verblijf afdoende is, vaststellen dat in het licht van de paragrafen 1 en 4 van artikel 13 van het Herzien Sociaal Charter, het recht op noodopvang en op gerechtelijke controle van toegang tot deze rechten niet voldoende worden gegarandeerd. Ook voor artikel 19 §4 van het Herzien Sociaal Charter vindt het Comité dat de mogelijkheid tot beroep bij een onafhankelijk orgaan niet voldoende wordt gewaarborgd. De schending van artikel 30 van het Herzien Sociaal Charter (bescherming tegen armoede en sociale uitsluiting) wordt ten slotte onderzocht aan de hand van de effectiviteit van de positieve maatregelen die door de Nederlandse regering worden genomen ter bescherming van de meest kwetsbare personen. Hoewel het Comité erkent dat de regering inspanningen heeft geleverd, moet het vaststellen dat deze inspanningen niet voldoende zijn.

Betekenis in ruimere context

De beslissing van 25 oktober 2013 is bijzonder interessant in de mate dat ze de eerste is waarin toepassing gemaakt wordt van de mogelijkheid om een staat uit te nodigen om onmiddellijke maatregelen te nemen in de zin van artikel 36 van het Reglement van het Comité.

 

Integrale tekst van de beslissing

 

Referenties
Artikel 13, 19, 30 en 31 van het herzien Europees Sociaal Charter

Artikel 36 van het Reglement van het Europees Comité voor sociale rechten.

ECSR 9 september 1999, nr. 1/1999, International Commission of Jurists t. Portugal.

Advies van de Nederlandse Raad van State

N. BERNARD, Des « mesures immédiates » pour désamorcer le critère du rattachement local dans l’hébergement des sans-abri. « Une comparaison avec les mesures provisoires. », Housing Rights Watch, 2014.

Commentaar op de blog ‘Droits de l’homme et extrême pauvreté / Human rights and extreme poverty’ van ATD Vierde Wereld:
http://blogs.atd-quartmonde.org/humanrights/2014/11/19/charte-sociale-europeenne-le-comite-europeen-des-droits-sociaux-condamne-les-pays-bas-pour-violation-des-droits-de-sans-papiers-et-de-sans-abris/

 

Trefwoorden
Recht op wonen; Lokale verankering; Dakloosheid; Onmiddellijke maatregelen; Noodopvang