Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Feiten

Mevrouw L. en haar echtgenoot hebben een schuldenprobleem. In het kader van een procedure van collectieve schuldenregeling wordt hun minnelijke aanzuiveringsregeling door de arbeidsrechtbank aanvaard. Deze regeling, waarin de rechtbank een gedeeltelijke kwijtschelding van hun schulden heeft uitgesproken, laat hen toe om met de hulp van een schuldbemiddelaar hun schulden over een lange periode af te betalen. Gedurende de uitvoering van deze regeling genieten ze van bescherming tegen hun schuldeisers.

Wanneer de echtgenoot van mevrouw L. echter overlijdt wordt haar leven volledig overhoop gehaald. Op haar eentje kan ze het financieel niet meer redden en slaagt ze er niet meer in om de minnelijke aanzuiveringsregeling na te leven. De zaak wordt bijgevolg voor de arbeidsrechtbank gebracht. Gelet op de afwezigheid van mevrouw L. en na het horen van het relaas van de schuldbemiddelaar beslist de rechtbank om de herroeping te bevelen van de collectieve schuldenregeling. Vanaf dan is mevrouw L. niet meer beschermd tegen haar schuldeisers. Zij besluit dus om beroep aan te tekenen tegen deze beslissing.

Beslissing

Het arbeidshof hervormt het eerste vonnis en kent mevrouw L. de totale kwijtschelding van haar schulden toe. Ze is voortaan bevrijd van haar verplichting om haar oude schulden te betalen.

Motivering

Vooreerst stelt het arbeidshof vast dat de rechter in eerste aanleg de wet fout heeft toegepast. Een minnelijke aanzuiveringsregeling kan inderdaad slechts worden herroepen in het geval dat mevrouw L. zelf een onrechtmatige daad zou hebben gepleegd die het voor haar onmogelijk maakt om de regeling na te leven. Het is echter vanzelfsprekend niet haar schuld dat haar echtgenoot is overleden.

In het geval van overlijden van één van de echtgenoten in het kader van een collectieve schuldenregeling beschikt de rechter over drie mogelijkheden. Ten eerste kan hij de uitvoering van de regeling schorsen en bevelen dat er na zes maanden een nieuwe regeling onderhandeld wordt. Indien deze onderhandeling mislukt kan de rechter een gerechtelijke aanzuiveringsregeling opleggen. De derde mogelijkheid voor de rechter is het toekennen van een totale kwijtschelding aan mevrouw L.

Bijgevolg onderzoekt het hof of alle voorwaarden aanwezig zijn om een totale kwijtschelding aan mevrouw L. toe te kennen. Het hof stelt eerst vast dat de onmogelijkheid voor mevrouw L. om haar regelingsverplichtingen na te leven, veroorzaakt is door bijzondere omstandigheden, die volkomen losstaan van haar eigen wil. Sinds het overlijden van haar echtgenoot ontvangt mevrouw L. een bescheiden overlevingspensioen. Aangezien dit pensioen te laag is keert het OCMW van Seraing haar ook een leefloon uit.

Het hof neemt kennis van deze nieuwe inkomsten en oordeelt dat deze niet dienen om de oude schulden van mevrouw L. af te betalen. Het hof meent namelijk dat deze inkomsten in hoofdzaak moeten leiden tot re-integratie van mevrouw L. en haar moeten toestaan om een waardig bestaan te leiden.

Betekenis in ruimere context

Deze beslissing is van belang in de mate dat het hof het volgende uitdrukkelijk stelt: “het leefloon heeft niet als doel om de schuldeisers in het kader van een collectieve schuldenregeling uit te betalen, daar dit specifiek inkomen de doelstelling van re-integratie en bewaring van de waardigheid van de levensomstandigheden van zijn begunstigde dient”.

 

Integrale tekst van de beslissing

 

Referenties
Arbh. Luik (X) 30 januari 2009, J.L.M.B. 2009/26, 1212-1224, noot D. PATART.

Artikels 1675/13bis à 1675/15 Ger.W.

Trefwoorden

Schulden, Collectieve schuldenregeling, Totale kwijtschelding, Leefloon