Feiten

Voor een ouder koppel van Marokkaanse oorsprong wordt een leefloon geweigerd door het OCMW. Het koppel leeft nochtans in een moeilijke toestand. Zo hebben ze vier kinderen, waarvan er nog twee thuis leven. Op het ogenblik van de aanvraag is er geen inkomen; het bedrag van de huur wordt geleend; en bepaalde facturen en kosten kunnen ze niet betalen.

De arbeidsrechtbank vernietigt de beslissing van het OCMW, maar er wordt beroep ingesteld.

Beslissing

Aangezien het echtpaar geen bewijs levert van werkbereidheid, heeft het geen recht op een leefloon.

Motivering

Om een leefloon te verkrijgen, dient men aan bepaalde wettelijke voorwaarden te voldoen. Een cruciale voorwaarde daarbij is de werkbereidheid.

Lagere rechtbank
Voor de lagere rechtbank is aan die voorwaarde voldaan. Het moet beoordeeld worden aan de hand van de concrete mogelijkheden en de persoonlijke inspanningen, niet volgens het resultaat. Het gaat eerder om hoe hard men zijn best doet om een job te vinden. Men houdt daarbij rekening met o.a. de leeftijd, verleden, gezondheid, enzovoort.

Algemeen wordt aanvaard dat het volgen van Nederlandse lessen daarvan een essentieel element is. Maar op zich is dat echter niet voldoende. Er moeten ook bepaalde resultaten geboekt worden op dat vlak.
Zowel de man als de vrouw volgt die Nederlandse lessen. De man lijkt echter niet de bekwaamheid te hebben om het Nederlands te beheersen. Volgens de rechtbank kan hem dit echter niet aangerekend worden.

De rechtbank meent dat de werkbereidheid is aangetoond.

Hoger beroep
Het hof volgt een andere argumentatie. Het verduidelijkt vooreerst dat de voorwaarde van werkbereidheid zowel voor de man als zijn echtgenote geldt, willen zij aanspraak maken op een leefloon voor een persoon met een gezin ten laste.

Het hof gaat vervolgens dieper in op de taalkennis. Taalonkunde kan slechts tijdelijk een hinderpaal uitmaken om een job te vinden. Ze kan echter niet al te lang ingeroepen worden.
Bovendien volstaat het niet om alleen maar taallessen bij te wonen. Met het oog op integratie mag men grotere inspanningen verwachten. Bijvoorbeeld zo veel mogelijk in het Nederlands praten; Nederlandstalige boeken of kranten lezen; kijken naar Nederlandstalige televisie-uitzendingen.

Dit alles wordt volgens het hof niet aangetoond door het echtpaar. De man verblijft sinds 2000 in België. Hij zou bijgevolg de taal moeten kennen. Bovendien heeft het hem niet belet de eerste zeven jaar wel tewerkgesteld te zijn, weliswaar irregulier. De vrouw verblijft sinds 2006 officieel in België. Van haar mocht verwacht worden dat zij bij haar aankomst zo snel mogelijk taallessen zou proberen te volgen. Het excuus dat ze over geen kinderoppas beschikte aanvaardt het hof niet, omdat de werkloze man die taak toen op zich kon nemen. Pas in 2009 schreef de vrouw zich in voor enkele uren les per week. De man schreef zich pas in 2008 in voor een taalcursus.
De vrouw levert volgens het hof geen enkel bewijs dat zij in de betwiste periode naar werk zocht. Bij de man stelt het hof hetzelfde vast. Het volstaat niet om passief te blijven wachten tot anderen voor hem een job zoeken.

Betekenis in ruimere context

De zaak toont aan dat er een belangrijk verschil in interpretatie kan bestaan over het begrip ‘werkbereidheid’.

 

Integrale tekst van de beslissing

 

Referenties
Inzake dit onderwerp zie:
*BOUQUELLE, F. & LAMBILLON, P., “La disposition au travail” in MORMONT, H. & STANGHERLIN, K. (eds.), Aide sociale – Intégration sociale, Brussel, La Charte, 2011, 318-343.

 

Trefwoorden
Maatschappelijke integratie; Leefloon; Werkbereidheid; Taalkennis.