Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Samengevat op 24/11/2020

Feiten

De heer Krajnc lijdt aan epilepsie en kan daardoor zijn job als truckchauffeur niet meer uitoefenen. In afwachting van een nieuwe job, ontvangt hij een ‘wachtuitkering (waiting period allowance). Vijf jaar later loopt de heer Krajnc een lichamelijk letsel op aan zijn schouder, waarop zijn dokter vraagt om een nieuwe evaluatie van zijn invaliditeit. Intussen is de wetgeving veranderd en valt de man onder een ander uitkeringsregime. Daardoor krijgt hij nu een ‘invaliditeitsuitkering’ (disability allowance). Het bedrag daarvan is echter slechts de helft van het bedrag van zijn vorige uitkering.

De heer Krajnc gaat daarom in beroep tegen deze beslissing. Hij meent dat er geen rekening werd gehouden met het principe van ‘verworven rechten’ (acquired rights). Bovendien is zijn uitkering ernstig verminderd, hoewel zijn fysieke toestand net erger is geworden. Hij stelt ook dat hij niet kan overleven op het bedrag van de invaliditeitskuitkering. Bij de nationale rechtbanken vangt hij echter telkens bot, waardoor hij zijn zaak uiteindelijk voor het EHRM brengt. Hij baseert zich daarvoor op een schending van art. 1 Protocol nr. 1 EVRM (bescherming van eigendom).

Beslissing

Het Hof besluit dat er een schending is van art. 1 Protocol nr. 1 EVRM (bescherming van eigendom).

De staat dient aan de heer Krajnc de volgende bedragen te betalen:

Motivering

Juridische Principes

Het Hof oordeelt dat Art. 1 Protocol nr. 1 EVRM lidstaten vrijlaat om zelf te kiezen of ze een sociaalzekerheidsstelsel invoeren en op welke manier ze dit doen. Maar als een lidstaat effectief beslist om een vergoeding toe te kennen in welbepaalde gevallen, brengt dit voor diezelfde lidstaat verplichtingen met zich mee. Als er immers wetgeving is die in de betaling voorziet van een uitkering indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, dan ontstaat er een eigendomsrecht waardoor de vermindering van een uitkering moet verantwoord worden.

Een inbreuk is gerechtvaardigd wanneer voldaan is aan drie voorwaarden: ze moet voorzien zijn bij wet (1), legitiem zijn (2) en proportioneel zijn tot het beoogde doel (3). Deze laatste voorwaarde vereist een eerlijk evenwicht (fair balance).  Het Hof geeft aan dat er geen eerlijk evenwicht zal zijn wanneer de persoon in kwestie een individuele en buitensporige last draagt. Om dit te beoordelen, kijkt het Hof naar de specifieke context van het socialezekerheidsstelsel. Het Hof beschouwt zo’n stelsel als een uitdrukking van de solidariteit van een samenleving met haar meest kwetsbare leden.

Het wegnemen van een volledige uitkering is in strijd met de bescherming van eigendom. Redelijke verminderingen daarentegen zijn doorgaans niet strijdig met dit recht. Of een vermindering strijdig is met dit recht, kan niet in abstracte zin beoordeeld worden. Deze beoordeling louter laten afhangen van de hoeveelheid of het percentage van de vermindering is dus niet voldoende. Er moet aandacht zijn voor alle relevante factoren. Zo heeft het Hof al in verschillende zaken belang gehecht aan mogelijke discriminaties die gepaard gaan met een vermindering, het ontbreken van overgangsmaatregelen, het willekeurig karakter van bepaalde voorwaarden, en de goede trouw van de persoon in kwestie. Een belangrijke overweging is of de inbreuk een afbreuk doet aan de essentie van de rechten van een persoon.

Toepassing van de principes

Het Hof stelt dat aan de vereisten van wettelijkheid en legitimiteit voldaan is. De focus ligt daarom op de vereiste van proportionaliteit.

De heer Krajnc krijgt een maandelijkse wachtuitkering van 390 euro. Na het oplopen van het schouderletsel wordt deze uitkering vervangen door een invaliditeitsuitkering van 190 euro per maand. Hoewel de heer Krajnc steeds is blijven voldoen aan de relevante criteria, is de vermindering van de uitkering het gevolg van een wijziging in de wetgeving.

Het hof benadrukt het feit dat beide uitkeringen gebaseerd zijn op solidariteit, en dus niet op bijdragen van de persoon in kwestie. Daardoor heeft de staat een grote appreciatiemarge. Dergelijke uitkeringen kunnen dus gewijzigd worden op basis van maatschappelijke veranderingen of evoluerende visies op wie sociale bijstand kan genieten. Niettemin merkt het Hof op dat de gewijzigde wetgeving vermeldt dat bepaalde verworven rechten behouden blijven. Daardoor mocht de heer Krajnc verwachten dat hij ook na de hervorming kon blijven genieten van zijn uitkering. Op het ogenblik dat zijn lichamelijke toestand verslechterde – iets dat hij niet kon voorzien – viel hij onder de nieuwe wetgeving. Het Hof hecht hier veel belang aan de verschillende behandeling van twee groepen werknemers die ontstaat door deze wetgeving. De werknemers van wie de invaliditeit gelijk blijft kunnen namelijk blijven genieten van dezelfde uitkeringen. Maar de werknemers van wie de invaliditeit verslechterde na de wetswijziging krijgen een verlaagde uitkering.

Het Hof schenkt ook aandacht aan de aard van de uitkering en de impact ervan op de heer Krajnc. De man is immers werkloos en heeft moeilijkheden om werk te vinden omwille van zijn invaliditeit. het doel van de uitkeringen is net om die kwetsbaarheid aan te pakken. Om te overleven was de heer Krajnc bovendien afhankelijk van de wachtuitkering, die hij meer dan 6 jaar ontvangen heeft. Hoewel hij een beetje spaargeld heeft, volstaat dit duidelijk niet om op lange termijn te kunnen overleven. Het hebben van spaargeld is bovendien geen criterium voor het ontvangen van de uitkering.

Tot slot merkt het Hof op dat er geen overgangsmaatregelen zijn voorzien die de heer Krajnc zouden toelaten om zich aan te passen aan de nieuwe situatie.

Hoewel de lidstaten in dergelijke zaken over een grote appreciatiemarge beschikken, stelt het Hof vast dat de heer Krajnc een buitensporige individuele last moest dragen. Dat is in strijd met het recht op bescherming van eigendom.

Betekenis in ruimere context

Dit arrest is een illustratie van het feit dat een uitkering bescherming kan genieten als eigendom van een individu. Bovendien toont het Hof met dit arrest aan waar de grens ligt bij de afwegingen tussen de eigendomsbelangen van een individu en de belangen van de lidstaat.

In deze context valt ook te wijzen op een ander arrest van het Hof:  Béláné Nagy/Hongarije.1 Het Hof geeft daarin een duidelijke opsomming van de principes rond het verlies van sociale voordelen en uitkeringen. Het zijn die principes waar het Hof ook naar verwijst in de zaak die hier besproken werd.

 

Integrale tekst van de beslissing

 

Referenties

1 EHRM 13 december 2016, Béláné Nagy/Hongarije

Trefwoorden

Art. 1 Protocol nr. 1 (bescherming van eigendom); Verworven rechten; Sociale bijstand; Disability allowance; Waiting period allowance