Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Feiten

Meneer Stankov, die verdacht wordt van diefstal, wordt vervolgd en in voorlopige hechtenis genomen. Na een rechtsprocedure wordt hij vrijgesproken omdat er onvoldoende bewijzen tegen hem zijn. Hij start vervolgens een procedure tegen de Staat met de bedoeling een schadevergoeding te bekomen voor het feit dat hij zonder reden in hechtenis is geweest.

Hij wordt in het gelijk gesteld, maar de vergoeding die hem wordt toegekend is veel lager dan gevraagd. Bovendien verplicht de wet hem om gerechtskosten te betalen ten bedrage van 4% van zijn verworpen claim. Voor hem komt dat er op neer dat hij 90% moet betalen van wat hij als schadevergoeding heeft bekomen, wat zijn verzoek tot schadevergoeding eigenlijk quasi nutteloos maakt. Meneer Stankov probeert dit aan te vechten in beroep en nadien zelfs in cassatieberoep, maar vangt telkens bot. Hij stapt uiteindelijk naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Beslissing

Het Hof stelt een schending vast van artikel 6, §1 EVRM.
De Staat moet de volgende bedragen betalen aan meneer Stankov:
– 2000 euro schadevergoeding
– 1300 euro aan kosten en uitgaven

Motivering

Het recht op toegang tot de rechtbank is niet absoluut. Beperkingen zijn dus mogelijk, zoals bijvoorbeeld het betalen van gerechtskosten. Volgens het Hof is een verplichting tot betalen van gerechtskosten dan ook niet per se een schending van art. 6, §1 EVRM. Maar er moet wel rekening worden gehouden met de omvang van die gerechtskosten.

Vervolgens stelt het Hof de vraag of deze gerechtskosten effectief een beperking inhouden van het recht gegarandeerd door art. 6, §1 EVRM. Meneer Stankov heeft immers praktisch gezien ‘toegang’ tot de rechtbank, want de gerechtskosten worden pas na de conclusie opgelegd. Maar het Hof wijst erop dat het EVRM geen louter theoretisch of illusoire rechten garandeert, maar wel praktische en effectieve rechten. Het Hof meent dan ook dat gerechtskosten een beperking inhouden op de toegang tot de rechtbank.

Om na te gaan of een beperking gerechtvaardigd is, onderzoekt het Hof de legitimiteit en proportionaliteit van de maatregel. De eerste vraag is dus of er een legitiem doel is voor de gerechtskosten. Het Hof meent van wel en wijst daarvoor op de algemene administratie van justitie. Gerechtskosten kunnen dan aanvaardbaar zijn om het judicieel systeem te financieren en om overdreven vorderingen te vermijden. Maar in deze zaak leiden deze kosten ertoe dat meneer Stankov haast niets meer overhoudt van wat de Staat hem moest betalen. De regelgeving rond gerechtelijke kosten moet vermijden dat er een uitzonderlijk last wordt gelegd op de schouders van verzoekers die in het gelijk worden gesteld. Het is volgens het Hof paradoxaal dat de Staat hier met de ene hand wegneemt wat het met de andere hand moest geven om een schending van het EHRM te herstellen.

Betekenis in ruimere context

Het verschil met andere zaken bij het Hof, is dat de betaling van gerechtskosten hier geen ‘voorwaarde’ is om de zaak voor een rechtbank te krijgen. Zo vond het in andere zaken al schendingen van art. 6 EVRM waar de kosten te hoog lagen om een geschil voor de rechtbank te kunnen krijgen.* Maar in deze zaak gaat het Hof dus nog iets verder. Ook waar gerechtskosten worden opgelegd na de conclusie door de rechtbank, kan er sprake zijn van een beperking van de toegang tot de rechtbank.

 

Integrale tekst van de beslissing

 

Referenties
*EHRM 24 mei 2006, nr. 63945/00, Weissman e.a./Roemenië
*EHRM 10 januari 2006, nr. 48140/99, Teltronic-CATV/Polen

 

Trefwoorden
Gerechtskosten; Art. 6 EVRM (recht op een eerlijk proces)